Aan de hand van zijn genealogische database met ruim 25.000 profielen gaat de auteur op zoek naar zijn Brabantse roots en komt daarbij tot een hoogst verbazingwekkende ontdekking.
Ich bin ein Texandriër! Minder legendarische woorden dan Ich bin ein Berliner, maar ook aanzienlijk minder idealistisch, en zeker niet politiek. Texandria behoort tot Germania Inferior, verzamelbekken van een federatie van Germaanse stammen onder de naam ‘de Franken’. De beide andere geografische aanduidingen Toxandrië en Taxandrië worden in het licht van de etymologie als problematisch gezien, aldus Arnoud-Jan Bijsterveld in Texandria Revisited: In Search of a Territory Lost in Time (2018): ´De meest populaire interpretatie lijkt “zij die naar het zuiden trekken” te zijn, zoals voor het eerst werd voorgesteld door Mansion in 1924. Hier bouwde Mansion voort op een eerdere publicatie van Kern, die blijkbaar als eerste de relatie van de naam met het Latijnse dexter, Sanskriet daksha (dákṣiṇa) en Gotisch taihswa herkende, die allemaal 'rechts' en (de laatste twee) ook 'zuid' betekenen. Kern nam tehswan als – althans formeel – superlatief met de betekenis 'zuiderling' en zag in Plinius' Texuandri een verlengde vorm met het locatieve achtervoegsel tra/trâ als in het (gelatiniseerde) Flandria, “land der ‘Vlammen’”. Texuandri zou dus vertaald kunnen worden als 'land van de (meest) zuidelijken' of 'land van de zuiderlingen.'
Tot ongeveer de 12de eeuw aangeduid als Texandria, wordt de streek die in grote lijnen congruent is met de Kempen, het Hertogdom Brabant. En nadat in de Lage Landen katholieken en protestanten elkaar gedurende 80 jaren in een ordinaire burgeroorlog om de superioriteit van de een of andere godvergeven religie de schedelpan hadden ingeslagen, krijgen we in 1648 Staats-Brabant. In 1795 wordt daaruit Bataafs-Brabant.
Het huidige Noord-Brabant is niet meer dan het schamele restant van het ooit zo florerende en toonaangevende hertogdom. Terwijl maatschappij, industrie, handel en kunsten in dit hertogdom tot ongekende bloei komen, lopen de graven van Holland nog in poepluiers rond, als onbeschaafde houwdegens. Wie tegenwoordig van boven de rivieren, vanuit Noord-Hollandse arrogantie, aan Brabant denkt, denkt aan foltercontainers, drugslabs, megastallen, carnaval en tuig van de richel – nazaten van smokkelaarsclans die profiteerden van de kansen die een ooit bloeiend landschap te bieden had vóórdat het versneden werd. En wie zich van die lieden van boven de rivieren dan eens zuidwaarts waagt, waant zich algauw in den Bourgondischen vreemde: Zie hier het verdriet van Brabant – nauw verwant aan ofwel voorloper van het Belgisch verdriet. Waar omwille van volstrekt arbitraire identiteiten, zoals naties die zich vormen omdat mensen nu eenmaal ergens bij willen horen, het mes van op macht beluste heersers willekeurig door landschappen snijdt, blijven mijn verre voorouders, zo goed en zo kwaad als het kan, hun kleine levens leiden.
Geboren in het burgerlijk-katholieke milieu van het Nijmegen van de 1950’er jaren, heb ik mij altijd een Gelderlander gewaand. Na uitgebreid genealogisch onderzoek – ik beheer een stamboom van zo’n 25.000 personen, met die ik direct of indirect verwant ben – blijkt evenwel overtuigend: voor verreweg het grootste deel is mijn DNA getrokken uit de Texandrische klei!
Dat zit zo: de moeder van mijn vader, Oma Bertha (Bartholomea) Brocken (1886-1962), stamt uit Tilburg. Haar stamreeks rijkt met mijn edelgrootvader Wouter Broc tot diep in het Helvoirtse Brabant van de 13e eeuw. Oma Bertha Brocken verbindt mij met Corry Brokken – mijn 6de nicht en winnares van het Eurosongfestival 1957 – en Peerke Donders, zalige missionaris zaliger. En – u raad het al – er loopt ook een lijntje naar het Tilburgse mode-icoon, de stylist van het Zuiden, knappe kapper, smartlapzanger en freelance filler-zetter Roy Donders.
Toen Hendrikus Cornelis Jacoba Vrienten in april 2022 stierf, trof mij dat. Oké, mensen gaan nu eenmaal dood, en als genealoog leef je voor minstens 95 procent onder alleen maar doden. Maar voor de sympathieke Doe Maar-gitarist/zanger moest ik toen toch even een traantje wegpinken. Is dit alles, wat er is? Hoe vaak komt deze mantra niet in mij op, bijvoorbeeld na een heerlijk partijtje vrijen, schrijdend door de Alhambra of zittend aan een copieus familiediner. Pas ruim een jaar later ontdekte ik dat ik aan Henny Vrienten verwant ben – ook weer via Oma Bertha Brocken.
Van moeders kant stamt Oma Toos (Catharina Huberta Maria) de Wit (1883-1971) uit Helmond. Haar en dus ook mijn wortels kan ik zelfs nog verder terug vervolgen, bijvoorbeeld 50 generaties terug in de tijd met mijn Frankische edelstamoudbetovergrootvader Flavius Richomer van Texandria. Falvius schopt het in de late oudheid onder de Romeinse bezetter – als collaborateur? – tot consul en generaal. Toegegeven: met Richomer ben ik de wereld van de mythologie binnengetreden. Maar wat maakt ’t uit, in een tijdsgewricht waarin dankzij populisten werkelijkheid tot fictie is geworden! Dus – in het jaar 393 sterft Richomer van Texandria aan een of andere ziekte, vermoedelijk in Constantinopel, de toenmalige hoofdstad van het Oost-Romeinse rijk, het huidige Istanboel. Genetisch bereik ik hem via Oma Toos de Wit, met als tussenstations bierbrouwers Swinckels, de Aen den Couwenberghs en, bijna als vanzelfsprekend als een van de zoveel miljoen Europeanen, Charlemagne.
Oma Toos’ broer is de uitermate kleurrijke Helmondse textielbaron Piet de Wit, mijn oudoom, die, 75 jaar na zijn heengaan in België, van de gemeente Helmond op 11 mei 2022 eindelijk een straatnaam krijgt toegewezen.
Mijn moeders vader tenslotte, Opa André (Andreas Henricus Maria) van Hooijdonk (1879-1961) is weliswaar geboren in Nijmegen, maar heeft zijn genealogische wortels diep in de regio om Breda – Princenhage, Teteringen en Ginneken. Overigens speelt hij in mijn onlangs verschenen boek ‘Onder de Zwarte Zon – De verleiding van de nazi-mystiek’ de hoofdrol. Mijn Bossche oudbetovergrootmoeder Margrieta Focanus, uit Opa André´s lijn, biedt een boeiend venster op illustere voorouders. Later meer over haar.
Alleen mijn vader, mijn vaders vader, en diens vader et cetera (4) zijn in Nijmegen geboren en getogen. Die reeks verwatert begin 18e eeuw. In genealogische kringen noem je dat een ´vastloper´. Toch vallen er in het verlengde van deze lijn nog wel twee interessante Wennekes-spin-offs te vermelden.
Via Pappa loopt een lijntje rechtstreeks naar mijn edelstamvader Dirk III van Altena, een slordige 25 generaties terug.
Edelstamvader Engelbertus III van Horne lieert mij op zijn beurt rechtstreeks aan mijn 1ste nicht in de 6de graad Anna van Egmont, moeder van de vrijheidsstrijder Philips de Montmorency, beter bekend als de graaf van Horne. Die werd in 1568 te Brussel op instigatie van Alva op de Markt openlijk door onthoofding ter dood gebracht, samen met Lamoraal, graaf van Egmont, waarmee ik dan weer via Oma Toos de Wit in verbinding sta. En met mijn 1ste nicht in de 7de graad, Anna van Egmont (dit is een andere Anna dan de eerder genoemde), Gravin van Buren, de op 25-jarige leeftijd gestorven vrouw van Willem de Zwijger, geboren te Grave en begraven in Breda. Maar dan hebben wij het voorlopig gehad met de Brabantse genen vanuit vaders en moeders kant …
Enfin, met Opa André en mijn Oma´s Toos en Bertha en dankzij mijn Gelderse (groot)vader sta ik voor een dikke 75 procent stevig – en met elke generatie voorouders dieper – in de ooit door de Rijn afgezette Texandrische kleilagen en zandgronden. Ze vormen de paaigronden voor verreweg het merendeel van mijn voorouders. Waar zou ik zijn zonder de Rijn…?
Dankzij het lokaal geconcentreerde genealogische netwerk blijven de verwante loten uit de Brabantse grond schieten, tot aan de voordeur van onze Vrachelse woning! Zo is een van mijn oudbetovergrootmoeders – Josyntien Cornelis Thomas Vekemans – als het ware om de hoek, in Vrachelen ‘onder Oosterhout’, op 8 februari 1680 geboren. In 1701 trouwt zij in Oosterhout met mijn oudbetovergrootvader Denis Vermolen, jongeman uit Teteringen, aldaar op 11 juni 1672 gedoopt. Eén generatie later voegen zij zich in het Teteringse bij de Van Hooijdonk-lijn. Hun in sepia krullende letters opgemaakte huwelijksakte hangt in onze hal bij de voordeur. Als huiszegen. Toen ik me met mijn lief in 2018 als Randstadvluchteling in het schone Vrachelen ‘onder Oosterhout’ vestigde, moest ik vrijwel alle hier beschreven genealogische vondsten nog doen.
Met die drie grootouders uit Brabant kun je er gif op innemen dat ik ook in de toekomst onderlinge verwantschappen onder levenden blijf ontdekken, zoals onlangs nog. Sinds kort beoefen ik Taichi-Qigong. Toen de leraar zich aan mij voorstelde, deed zijn achternaam bij mij meteen een bel rinkelen, en enkele dagen later kon ik hem de lijst voorleggen waaruit onze innige verwantschap blijkt.
Een overzicht van de aan mij verwante Brabantse clans ziet er als volgt uit: Broc/Brock(en)/Brokken, in mijn stamboom vertegenwoordigd met 590 verwanten; Van Hooijdonk/Van Hooijdonck/Van Ho(o)ydon(c)k: 400 verwanten; De Wit: 200 verwanten; Donders: 264 leden; Van Spaendonck: 240 leden; Van Dongen: 200 leden; Mutsaers: 190 leden; Akkermans: 160 leden; Van Gool: 80 leden; Broeders: 80 leden; Dingeman(s): 70 leden; Van den Nieuwenhuijzen: 60 leden; Schaepsmeerders: 30 leden.
Vertoevend onder zoveel overleden voorouders uit lang vervlogen tijden kan ik mij haast niet voorstellen dat ieder van hun ooit hulpeloze, roze, rimpelig rillende baby’tjes waren. Ik zie talloze voorouders, die dikwijls meerdere kinderen, pas geboren of op peuter- of kleuterleeftijd, zien sterven; moeders die in het kraambed doodbloeden; jongvolwassenen, waarvan een veelbelovend leven in de kiem gesmoord wordt. Sterfbedden en, tussen de regels, groot menselijk lijden te over! In het mechanisme van de verzamelwoede van persoonlijke gegevens betrap ik mij zo nu en dan op de gewaarwording dat mijn amateuristische tijdsbesteding (ooit) levende wezens betreft en geen postzegels. Gelukkig leer ik er met mijn genealogische speurwerk ook door om historisch te denken, te begrijpen en te voelen, en wel ten bate van het hier en nu.
Een redelijk volledig waaierdiagram van negen generaties Brabantse voorouders bezorgt mij bijkans een existentiële schok. Hoe hebben de myriaden spermatozoïden en ontelbare ova die mij zijn voorgegaan, dwars tegen volksverhuizingen, oorlogen, natuurcatastrofes, epi- en pandemieën in, hun weg weten te vinden naar mijn bestaan?! Wat had er op weg naar mijn leven niet allemaal kunnen misgaan? Dank ik mijn bestaan aan de inherente stuwkracht van de evolutie? Laat ik het op toeval houden. Nee, het leven is niet absurd, maar een toeval. Op weg naar mijn leven is de voortplantingslusten van mijn voorouders kennelijk nooit een strobreed in de weg gelegd, evenmin als de omstandigheden die mijn zijn begunstigd hebben. Op het cruciale moment hebben zij allen gepresteerd. En geluk gehad. En ik met hun. Het is wat het is. En de vraag naar waarom ik uit mijn voorouderlijke lijn voortkom, stelt zich mij niet. Want daar is geen antwoord op. En eigenlijk had ik met een door talloze generaties gestapeld existentieel megatrauma moeten zitten van ‘Ik had er helemaal nooit mogen zijn!’ In tegenstelling tot de zichzelf met deze imaginaire annihilatie mutilerende lijders zing ik in een onophoudelijke rondedans: ‘Ben zo blij dat ik er ben. Heb geen zwaard maar wel een pen’. Wie het leven religieus of met mystiek wil omranken, ga z’n gang, net zo als die existentialistische huilebalken. Die beklagen zich immers omdat ze dit leven worden ingeworpen, zonder vooraf om toestemming te zijn gevraagd. Da ’s zó 20ste-eeuws!
Epicentrum van mijn Texandrische DNA is Tilburg – met grote afstand! Spannend is het 2,3% Noord-Afrikaanse aandeel in mijn DNA. De romanticus in mij stelt zich een kruisridder als vroege voorvader voor, die in het Cordoba ten tijde van de Moorse overheersing – tussen de 7de en 14de eeuw – een Arabische schoonheid schaakt, dat vermaledijde heilige land vervolgens laat voor wat het is en met zijn vurige liefje naar de Lage Landen repatrieert.
‘Jaha, hé, welkom in Europa, jonguh’ (Joost Klein)
Een mede-genealoog had mij al gewaarschuwd: oudbetovergrootmoeder Margrieta Focanus (’s-Hertogenbosch 1659 – ’s-Gravenhage 1706) is dé poort naar een vrijwel oeverloze pool aan voormoeders en -vaders van het aller-blauwste bloed. Zijn waarschuwing heb ik in de wind geslagen. Inmiddels buitelen in mijn stamboom dan ook de graven, hertogen, koningen en keizers, de Florissen, Hendrikken van Edelmoedig tot Krijgshaftig, de Dirken, Willems, Heinrichs, Friedrichs, de Karels van Groot en Kaal tot Eenvoudig in een wilde orgie van elitair afgebakende en op macht belust uithuwelijken over elkaar heen. Uiteraard niet mét elkaar, maar met legendarische schoonheden, aftandse dragonders of postuum heiligverklaarde weduwes, dit alles in een kleverig web.
Margrieta Focanus verbindt mij met de op beestachtige wijze in Rampjaar 1672 door orangisten gelynchte gebroeders Cornelis en Johan de Witt, en mijn edeloudgrootvader Gijsbrecht IV van Amstel – dé Gijsbrecht; van het gelijknamige schouwspel van Joost van den Vondel. Nog verder terug in 12de eeuw, nu wederom in Brabant, reikt mijn edelstamvader Arnold I van Heusden uit de gelijknamige Brabantse vestingstad. Patrick Barnewall, Margrieta Focanus’ man, opent het pad richting Drumenagh, County Dublin in het Ierland van de 12e eeuw, met een Lord High Chancellor van Ierland en diverse andere ‘hoge lieden’.
De Focanus-schakel effent vervolgens het pad naar mijn edelstamoudbetovergrootvader Heinrich I, de Vogelaar. Zijn bijnaam lijkt frivoler en pikanter te zijn dan tot dusver aangenomen. Saillant detail: Reichsführer-SS Heinrich Himmler zag zichzelf als incarnatie van die Vogelaar.
En nog zo'n ontdekking: Via edelstamvader Godfried van Leuven († Leuven 1142) ben ik gelieerd aan Friedrich I met de Rode Baard en diens in 1165 in Nijmegen geboren zoon Heinrich VI von Schwaben. Vader Barbarossa en zoonlief delen een raciale karaktereigenschap die in belangrijke mate inhoud gaf aan de ‘Razernij van de Noorderwind’ ofwel de Furor Teutonicus, die met Adolf Hitler een voorlopig onovertroffen hoogtepunt vond.
Vooruit, die kunnen er dan ook nog bij: Widukind von Sachsen, mijn directe voorvader, was een godslasterlijke doorn in het oog van die andere directe voorouder, Charlemagne. Karel moest en zou de anders verdoemde Saks kerstenen. Dus dwong hij diens heidense stam bruut en bloedig in de knieën. Van deze antagonisten draag ik minuscule DNA-partikels met mij mee – overigens net zo als van mijn edeloudovergrootvader, kruisvader en stedenstichter Hendrik I, bijgenaamd de Krijgshaftige, de in 1165 uit Leuven afstammende hertog van Brabant, ter afsluiting van mijn Texandrische rondedans.
Nauwelijks bekomen van de goudkoorts en na de exploitatie van een genealogische goudmijn, die mij dagen – zo niet weken – tot het uiterste geboeid hield, heb ik dan eindelijk ook de verklaring voor mijn uitgesproken Europees burgerschap, al moet ik hiervoor mijn latent anarchistisch-kosmopolitische neiging enigszins schoorvoetend laten varen. Mijn zonnestraal wordt dan weliswaar als door een loep geconcentreerd in brandpunt Texandria. Vandaaruit waaieren talloze stamreeksen als lopende vuurtjes uit over heel Europa – althans, achterwaarts bekeken, want eigenlijk vreten zich die reeksen in andere richting en met zwaar afnemende maatschappelijke stand, maar niet minder vurig naar mij toe: Met koning Duncin I in de 11de eeuw naar Schotland en met Michael de Berneval naar het Ierland van de 12de eeuw, met de Viking Hrólfr ‘de Wandelaar’ in de 9de eeuw als eerste hertog van Normandië naar Scandinavië, naar Frankrijk met Louis VI ‘de Dikke’ in de 11de eeuw en op weg naar 9de-eeuws Italië met Eberardo del Friuli, met Fernando I de Léon naar het onder de Reconquista stapsgewijs van Moren heroverde Spanje van de 11de eeuw en last but not least naar Duitsland, met Widukind von Sachsen de 8ste eeuw in. Toen werd dat hele geopolitieke domein grotendeels nog aangeduid met HRR (Heiliges Römisches Reich).
Na alle voorgaande adellijke en keizerlijke namedropping zult u mij vast een hele pief vinden, of op z’n minst denken, dat ik dat van mijzelf vind. Ik kan u geruststellen: dat is niet het geval. Er is namelijk helemaal niets veranderd met die ontdekking (over existentiële crisis gesproken…). Want voor hetzelfde geld was ik in Gaza, Marioepol of de Sahel geboren, uit naamloze voorouders. Bovendien kan ik u verzekeren dat het bijzonderder is als je genealogisch overtuigend kunt aantonen dat je niet van Karel de Grote afstamt. Bijvoorbeeld. Hoe kan ik me trouwens op iets laten voorstaan dat mij gewoon overkomt?
Mijn vader heeft in de jaren zestig de kiem van de Europese gedachte in mij geplant en daarvoor ben ik deze democraat in hart en nieren nog steeds zeer dankbaar. Gezien mijn verstrikking in een breed Europees genealogisch netwerk zing ik in het veelkleurige koor met duizenden voorouders verbroederend: Ich bin ein Europapa! Mag ik dat zingen? Ja, dat mag ik zingen!
De alom steeds luider klinkende roep naar raszuiverheid is in het licht van het bovenstaande voor mij vanuit rationeel oogpunt niet alleen onbegrijpelijk maar vervult mij tevens met walging. We are stardust, of op zijn minst ‘producten’ van raciaal homeopathisch verdund DNA, al was het maar om de Grote Volksverhuizing van de 4de eeuw na het jaar Nul en de ontdekking van de Nieuwe Wereld. ‘Nederlanders op nummer 1’ of ‘Ons boreaal Europa’ zijn hoogst verachtelijke racistische ficties! Laten degenen die het hardst om en boreaal ofwel raszuiver blank Europa roeptoeteren eerst maar eens hun DNA etnisch screenen. Die hebben vast een bovengemiddeld aandeel Neanderthaler-DNA in hun proletengenen. En dan hebben we het daarna nog wel over eugenetica en een leuk euthanasieprogrammaatje op z’n nazistisch, voor genetisch ondermaats materiaal.
Wellicht ontbreekt het de huidige tijd aan de nodige portie mystieke romantiek, maar om dan nu terug te grijpen naar een achterhaalde raciale en egocentrische mystiek is een sprong die ik rationeel niet kan doen. Dan slaat een Heldenleben alras om in bruut fascisme. Cultuur is geen statische grootheid, die je gevaarloos achterwaarts kunt dwingen. Dat heeft de mensheid nimmer goed gedaan. Bovendien is een volk geen kneedbare homp klei, waaruit je binnen één generatie een ‘nieuwe Übermensch’ kunt knutselprutsen, Herr Hitler en Signore Mussolini.
Voor mij is genetische afstamming slechts één kant van mijn medaille. De andere, aanzienlijk zwaarwegendere kant is de individuele energie en de vrije wil, waarmee ik vorm aan de magie van mijn leven geef. Beperking en gebondenheid enerzijds en absolute vrijheid anderzijds: zie hier de polen van een mensenleven – een hoogspanningsveld, met als mogelijk streefdoel de geest groot te maken, karma en genen de baas te worden en vrij en onbekommerd en volledig wakker door bewustzijn en wereld te wandelen. Maar voor het over een onbekend aantal cycli zover is, heb ik gelukkig nog het een en ander aan verhalen te vertellen.
© 2024 - Rolf F.J. Wennekes

In de regio van vier op bovenstaande kaart vermelde plaatsen spelen zich alle essentiële bedrijven van mijn leven af: Rijnsburg, Nijmegen, Bonn en Breda.
Reactie plaatsen
Reacties
Zeer interessant verhaal Rolf. De van Dongens zitten ook in mijn gecompliceerde familie Een zus van mijn overgrootmoeder Evers, 1862-1902 was in 2de instantie met een van Dongen getrouwd. En rond mijn 22ste had ik enkele jaren een relatie met een Schaapsmeerders. Groetjes