Vida wacht ’s ochtends, tot ik aangekleed en wel uit de badkamer stap.
Pas dan begint ze zich uitgebreid uit te rekken, en juist vanochtend draait ze zich uit een witte, zachte pluizenkrul op haar rug. Ze strekt haar pootjes de lucht in en ik zie zes drukknoopjes op haar buikje dat lekker warm aanvoelt als ik me over haar buk om haar roze buikje met die grijze pigmentvlekjes te strelen. Eenmaal uit haar mandje strekt ze haar voorpootjes genoeglijk uit om ze uit te rekken, waarbij haar achterste nog iets verder omhoog komt, dat in een soepele beweging overgaat in het uitrekken van achterpootjes die ze – een voor een – zover uitstrekt, dat de nageltjes heel even over de vloertegels krassen, voordat ze zich volledig opricht. Door haar kopje snel heen en weer te slaan, klapperen haar zachte zwarte oortjes tegen haar hoofd. Ze tippelt vrolijk achter mij aan de hal in en blijft bij het hoge venster naast de voordeur staan wachten. En wanneer ze aan de overkant van de straat een hond voorbij ziet lopen, geeft ze binnensmonds een kort blafje. Ik klik haar tuigje vast. En als ik die rechtersluiting pak om die vast te klikken, tilt ze haar rechtervoorpootje op, deftig als een Engelse lady.
Eenmaal buiten ontgrendel ik de rollijn en laat hem vieren. Ze geeft de looprichting aan, en ik hoef haar alleen maar te volgen. Wij steken over naar het wandel- en fietspad. Het metalen merkje in de vorm van een botje, met haar naam en mijn telefoonnummer erin gegraveerd, vonkelt aan haar rode tuigje in het zonlicht. Ze loopt, nee huppelt, op hogere poten, voor mij uit en haar oortjes klapperen als zacht zwarte driehoekjes vrolijk op en neer. Op het weiland doet ze steevast haar behoeften, en we lopen door, richting de dijk langs het Wilhelminakanaal. Onderweg ziet ze een flinke hond op ons afkomen en naarmate we dichterbij komen, rukt ze steeds heftiger aan de lijn die ik nu korthoud. Als we de wollige, beige Labradoodle – minstens vijf keer groter dan zij – passeren, begint ze hysterisch naar hem te blaffen en til ik haar aan het tuigje op. Ze zweeft nu, wild keffend en draaiend als een lading onder een helikopter, twintig centimeter boven te stoeptegels en zodra ze bedaart, landt ze en tippelt ze verder alsof er niets is gebeurd. Bij de geasfalteerde hiel van de dijk koppel ik de haak van het tuigje los, en ze schiet de kruin van de dijk op om als een bezetene huppelend door het enkelhoge gras van het buitentalud te razen, als ware ze een gazelle op de vlucht. Dan blijft te abrupt staan en snuffelt de lucht vanuit de richting van de waterlijn op. Voordat ze gaat liggen rollen in een of ander eenden- of viskadaver pak ik de clicker en begin tegen het nerveuze aan op het fluitje te blazen. Tfuuu, tfuuu – maar ze laat zich niet van de wijs brengen. En ook het clickgeluid brengt haar mijn kant niet op. Ze blijf met haar snuffelende neusje laag bij de grond, langs de waterlijn heen en weer schieten. Pas als ik tijdens het geclick ook ‘koekje, koe-oekje’ roep, laat ze het snuffelspoor los, en door het gras springt ze naar mij toe om haar beloning vluchtig in ontvangst te nemen en de geasfalteerde dijkkruin voor mij uit te lopen. ‘Wacht … !’ roep ik en bij de derde keer van het commando blijft ze staan tot ik op haar hoogte ben. ‘Loop…’
Veel van de honden die wij onderweg tegenkomen, zijn inmiddels oude bekenden die ze van veraf al herkend, zoals het Franse bulletje, een zachtgrijs reutje met verhoudingsgewijs enorme oorschelpen. Die gaat op de grond liggen tot ze ver genoeg genaderd is en springt dan op om resoluut – met slechts één plan in zijn kop – op haar af te rennen. Ze blijft rustig staan terwijl hij intensief haar achterkant besnuffelt, en ze tilt zelfs haar achterpoot op om voor zijn gesnuffel ruimte te maken. Als zijn baasje vindt dat haar machobulletje nu wel de grens van het gênante nadert, trekt ze haar hond aan zijn tuigje weg. ‘Zo, en nu doorlopen. Vooruit … !’
Na een klein half uur rond ik de wandeling met haar af. Weer binnen loopt ze op H., mijn vouw af, die haar begroet alsof ze haar al maanden niet meer gezien heeft. H. zit met gekruiste benen op haar stoel. Vida krabbelt met haar voorpoten tegen H.’s dij en legt op zeker moment haar kopje op de dij en kijkt H. langdurig en vol overgave aan. Mijn vrouw kijkt haar diep, heel diep in de ogen en het lijkt er zelfs op dat de warme band die tussen beider ogen ontstaat, voor mij zichtbaar wordt en te voelen is, alsof twee zielen elkaar heel intiem en vol warme liefde raken. Steeds weer verbaast mij de onvoorwaardelijkheid van die blik, alsof beiden zich helemaal bloot en aan elkaar geven.
Als H. haar in de armen sluit en bijna als een baby tegen zich aanhoudt, kijkt Vida haar met dermate vertederende ogen aan, dat er aangename prikkels over mijn rug omhoog kruipen. Alleen haar koppie is nu zichtbaar, veilig in H.’s elleboog, en H. snuffelt aan Vida’s zachte hoofdhaar. Gisteren is ze in de trimsalon van J. geknipt en gewassen, dus ruikt ze als een heerlijk fris lentewolkje.
Wanneer ik aan het eind van de middag in de keuken sta om te gaan koken, voel ik, zoals bijna altijd, een plotselinge druk van achter tegen mijn knieholte en als ik mij vervolgens omdraai en omlaag kijk, is ze geduldig wachtend op de keukenmat bij de balkondeur gaan liggen. Ik braad een stukje kip aan en snijd dat nadat het afgekoeld is in stukjes. ‘Hoe spreekt ze?’, en blaffend springt ze op. Ik houd het lauwwarme stukje kip expres in mijn linkerhand. Ze hapt niet toe en fixeert haar ogen nadrukkelijk op mijn rechterhand. Pas als ik het in die hand neem, grist ze het stukje uit mijn hand en verslindt het met een wurgende slikbeweging.
Als wij ’s avonds naar bed gaan en het projectiescherm laten zakken om nog even televisie te kijken of een aflevering van de Netflix-serie The Gilded Age, kruipt ze tussen ons in, en zodra ik haar over haar ruggetje streel, draait ze zich op haar zij en rekt haar voorpootjes uit, die ze strak omlaag, langs haar buikje uitstrekt waarbij ze ook haar hondennekje uitrekt en haar wit-zwarte kopje naar achter strekt. En dan krult ze in haar lievelingshouding: in een bochtje op haar rug en vier uitgestrekte pootjes in de lucht. H. streelt de zachte roze en donkergrijze kussentjes van haar pootjes.
Ik had dit verhaal in de voltooid verleden tijd moeten schrijven. Wanneer vandaag een bestelbusje niet eens hard door de straat richting de dijk van het Wilhelminakanaal rijdend haar pad kruist – of zij de rijrichting van het zwarte busje –, hoor en zie ik hoe het linker achterwiel over een oneffenheid hobbelt. Enkele meters verderop stopt het voertuig. Ze kruipt op haar voorpoten naar mij toe en sleept de achterpootjes in doodsangst piepend en zijwaarts gedraaid achter zich aan.
Wij hebben zes dagen als kasteelhonden lopen janken.
Vida, 16-2-2021 - 8-3-2024

Vida © 2024 - J. Fieggé-Meiners
Reactie plaatsen
Reacties
Dag lieve schat. We zullen je missen iedere dag als we buiten kijken. Onze herinneringen blijven voor altijd ❤️
hoe groot het verdriet en het gemis van deze grote onvoorwaardelijke Liefde. beter dan jou, klein wezentje, hadden we niet kunnen treffen. voor altijd in ons ❤️
Wat verdrietig. Onmisbaar zo’n hondje😢